Nederland na de Tweede Wereldoorlog

vrijdag 26 juli 2019 | Speelduur: 7 minuten

Den Haag, najaar 1953. De stad straalt optimisme uit, een vertrouwen in een toekomst vol luxe en welvaart. Het is de wederopbouw in optima forma. De bewoners hebben alle ellende van de Tweede Wereldoorlog achter zich gelaten. Maar in 1953 is er in Den Haag nog veel dat aan de oorlog herinnert; die is ten slotte nog maar 8 jaar voorbij. “En dan heb je hier de Asterstraat, ja hier heb, Anemoonstraat, hier zijn we weggejaagd. Hier heeft de tankgracht gelopen. Dus dit hele gebied…tot hier, alles is een grote tankgracht geweest.” “Door de Duitse overheersing is onheil over de stad gebracht. Na Rotterdam is Den Haag de zwaarst gehavende stad van ons land. Duizenden woningen werden moedwillig afgebroken, dwars door de stad een tankgracht gegraven en kilometerslange tankmuren gebouwd, alles ten behoeve van de Atlantikwall. Bombardementen en V2’s veroorzaakten ontzaglijke schade.” “En hier tussenin, hier woonden wij. En dan is dit het puinsportveld geweest. Allemaal puin. Hier heeft een school gestaan. De Duitsers hadden dat met de Atlantikwall allemaal neergehaald en daar overheen was gras gekomen want dat was een mooi sportveld, daar ging je dan sporten. Je verzwikte ook iedere keer je enkel omdat er allemaal van die sterren... Niet te geloven.” “Heel veel mensen waren hun huis kwijtgeraakt tijdens de oorlog. Heel veel mensen kwamen terug, die moesten weer een huis hebben. En er kwamen na 1947 ook veel mensen uit Indonesië naar Nederland om hier te gaan wonen.” De woningnood raakt alle Nederlanders, tot diep in de jaren 50. Er is door de oorlog veel verwoest en bij het herstel krijgt infrastructuur voorrang. Eerst havens, bruggen, wegen. Dan pas huizen, terwijl de behoefte daaraan almaar toeneemt omdat het kindertal met sprongen stijgt. In mei 1956 is er een feestje in Den Haag. De residentie verwelkomt de 600.000e inwoner. Vermoedelijk gaat die wonen in een van de nieuwe wijken die inmiddels zijn verrezen in het zuidwesten van de stad. Daar wordt in de jaren 50 woonblok na woonblok neergezet. “Uitgestrekte woningcomplexen betekenen steeds weer nieuwe winst op volksvijand nummer 1: de woningnood. Maar het einddoel ligt verder. En om dat te bereiken zal er in de komende jaren gebouwd moeten worden, met onverminderde kracht en met onbeteugelde energie. Want eerst als ieder Nederlands gezin zijn eigen woning kan betrekken, zal het werk gereed zijn.” “Och…Wat moet ik hier nou? Als ik dit zie…ja. Het eerste eigen huis en ik werd gefeliciteerd door iedereen. We kregen een vierkamerwoning. Het eerst wat ik dacht was dat het een gevangenis was! Helemaal in de verte zag ik een blok flats en toen zei ik: moet ik daarin?! ‘Bent u er niet blij mee?’ Ja, ik moet er blij mee zijn maar ik voelde iets opkruipen, ik dacht hier zal ik de ongelukkigste jaren, en dat is gebeurd, de ongelukkigste jaren van mijn leven meemaken.” “Nog voor het jaar om was, had ik een flatneurose, zoals dat bij velen voorkwam in die tijd. De verschijnselen waren zeer herkenbaar en er traden persoonlijke variaties bij op. In mijn geval herleidde ik alle geluiden die in de flat op mij afkwamen tot de geluiden die ik in de oorlog niet of slecht had kunnen verdragen. Het kwam erop neer dat er continu V1’s en V2’s over mijn hoofd denderden. Wat ik ook deed, het hielp mij niet.” “Ik was hier niet thuis, dat was het punt. Ik kwam uit de heilige gezelligheid van mijn moeder war iedereen in huis was, en hier zat ik met mensen die ik niet ken en die ik nooit zal kennen. Nooit.” “Een nieuwe tijd, nieuwe mensen. Zij wonen anders dan in het verleden. Zij werken anders dan in het verleden. Nederland heeft zich aangepast aan het ritme van deze tijd.”